Naast een belangrijke handelsstad was Utrecht ook een kerkenstad. In Utrecht zetelde de bisschop en dat was een machtig man. Hij was niet alleen maar een religieus leider onder gezag van de paus. De bisschop regeerde ook in naam van de keizer, door wie hij was benoemd. De bisschop hief belasting, sprak recht en had een legertje.
De Utrechtse bisschoppen regeerden over het Sticht. Een groot gebied dat de provincies Utrecht, Overijssel, Drenthe en een stuk van Groningen en Friesland omvatte. Tot het Sticht behoorden ook de Hanzesteden Zwolle, Deventer, Kampen en Zutphen. In de middeleeuwen waren dat, samen met Utrecht, de belangrijkste steden van Nederland.